|
||||||||
|
Een plaattitel als “Babilonia” zou een mens zowaar op het verkeerde been kunnen zetten. Enfin, hier bij ons staat het adjectief dat er van afgeleid is toch vaak voor “groteske en onontwarbare spraakverwarring en wanneer ik lijst bekijk van gastmuzikanten op deze plaat, dan wordt mijn vrees nog een beetje versterkt, hoewel ik al lang een fan ben van deze Salernitaan, die ik min of meer ken vanwege zijn samenwerkingen et Ludovico Einaudi, Stewart Copeland en vooral van de hele “Notte della Taranta”-kermis, waar een beetje liefhebber van het genre sowieso al mpee in contact kwam. Op deze plaat echter, probeert Castrignanó de oer- en oeroude traditie van de Taranta op een bijzonder geraffineerde en elegante wijze naar de eenentwintigste eeuw te verplaatsen: waar folkmuziek al eens de neiging heeft achterom te kijken en het verleden op te hemelen, doet Castrignanó net het omgekeerde. Bij de vaststelling dat de wereld flink geëvolueerd is en dat gemeenschappen allang niet meer eenduidig samengesteld zijn, kijkt hij volop vooruit en probeert hij, met de Taranta als basisgrondstof, uit te zoeken waar de volksmuziek van zijn jeugd heen zou kunnen evolueren. Dat hij daarbij om zich heen kijkt en terecht komt bij muzikanten als de Turkse muzikant en producer Mercan Dede, de ronduit briljante Gambiaanse Sona Jobarteh -bij mijn weten de enige vrouw die in het openbaar de kora bespeelt en op die manier ook haar eigen familietraditie overhoop gooit, duizendpoot Enzo Avitabile, de man die in zijn eentje de Italiaanse folk een hedendaags aangezicht heeft gegeven, is een beetje vanzelfsprekend, maar daarom niet minder baanbrekend te noemen. Voeg aan dat lijstje nog de namen toe van Don Rico, die hier bij ons niet zo bekend is, maar wel de reggae en dancehall-muziek in Italië op de kaart heeft gezet, en de al lang in Salerno verblijvende Senegalees Badara Seck, en je hebt alle ingrediënten bij elkaar om de taranta zijn echte plaats binnen de wereldmuziek te helpen innemen. Dat is precies wat op deze plaat gebeurt: in ruim veertig minuten en tien vers geschreven nummers, krijg je een heel kleurig beeld van wat de wereldmuziek over afzienbare tijd zou kunnen worden: grenzen worden ofwel weggeveegd of minstens zonder enige scrupule overschreden en Castrignanó en zijn gezelschap -naast de al vermelde gastmuzikanten, is er ook de hele plaat lang de vaste band van Antonio, sowieso een bont gezelschap dat niet bang is voor het verkennen van nieuwe horizonten en dat daartoe beschikt over flink wat virtuositeit op een plejade aan instrumenten, van accordeon en synthesizer, over viool, sax en gitaar, tot bouzouki, klarinet en doedelzak. Dat is best een instrumentarium waar je kunt mee buitenkomen, maar als het aangeboden songmateriaal van de kwaliteit is, die hier geboden wordt, kan dat alleen maar tot prettige verrassingen leiden. Een muzikale reis van Italië over Griekenland, Turkije en Centraal Afrika is het resultaat en, wat mij betreft, is dit de perfecte soundtrack bij de wereld zoals hij er zou moeten en kunnen uit zien. We zijn er nog niet, zoveel is zeker, maar een plaat als deze toont alvast de juiste richting. Wij hebben hier onze Muziekpublique-projecten en Italië kan vanaf nu bogen op deze heerlijke Babilonia-trip. In één forse ruk te consumeren. Heerlijk spul is dit ! (Dani Heyvaert)
|